Het stille vertrek van Nassim (16): 'Meester, we komen niet meer terug'
In dit artikel:
Lucas Westerbeek, docent en mentor op een praktijkschool, beschrijft het stille vertrek van zijn leerling Nassim (16) en schetst daarmee een wereld die vaak buiten beeld blijft. Waar Westerbeek eerder lesgaf in 'betere buurten' van een grote stad, werkt hij nu dagelijks met jongeren uit wijken waar armoede, huiselijke problemen en straatverleidingen het opgroeien bepalen. Door zijn rol als stagebegeleider en vertrouwenspersoon krijgt hij rechtstreeks zicht op de privéomstandigheden van leerlingen. Eén zo’n casus is die van Nassim.
Nassim groeide in bij zijn moeder, haar nieuwe vriend, zijn grootmoeder en een jonger zusje; zijn vader woont in Spanje. Hij spreekt meerdere talen en is technisch handig — hij volgt een stage in elektrotechniek en doet soms foto’s van zijn werk. Toch viel Westerbeek hem vaker slapend aan tijdens toetsen aan: donkere wallen, vaak afwezigheid op stage en veel appjes die duiden op verwarring en stress. Thuis is er nauwelijks rust of ruimte: het gezin woont in een klein hoekappartement op vier hoog in een flatwijk vlak bij een winkelcentrum. In het huis zijn slechts twee slaapkamers; Nassim slaapt vaak op de bank in de woonkamer of met zijn oma, omdat de moeder het samenleven met haar nieuwe partner en de aanstaande baby prioritiseert.
Westerbeek bezoekt het appartement na meerdere gemiste rapportgesprekken en ziet zelf de krapte en de sfeer: een zwangere moeder in badjas, een partner die lomp nonchalant televisie kijkt, een peuter die door de kamer rent, en een deur die niet goed sluit. Spanningen lopen op; buren roepen soms de politie vanwege geluid en ruzie. Op een moment belt Nassim dat het gezin tijdens de zomervakantie naar Spanje is vertrokken en niet terug zal komen: “We komen niet meer terug.” Ze verblijven tijdelijk bij een tante, maar al hun spullen staan nog in het appartement en Nassim geeft aan dat hij bij z’n vader in een dorp verderop mag gaan wonen en dan eindelijk een eigen kamer zal hebben.
Voor Westerbeek zijn dit geen losse incidents; het verhaal van Nassim illustreert structurele problemen: overbevolkte huisvesting, taalbarrières binnen het gezin, economische onzekerheid en een moeder die een nieuw gezin begint terwijl de minderjarige zoon ergens tussen valt. Dat vertaalt zich in schoolverzuim, concentratieproblemen en een constante mentale belasting die ‘opgroeien’ meer op ‘overleven’ doet lijken. Toch is er ook een zekere veerkracht: Nassim wil werken, volgt een opleiding tot elektricien en houdt contact met zijn mentor. Na de verhuizing meldt hij zich: hij is begonnen met een elektrische installatiecursus en lijkt stappen te zetten richting zelfstandigheid.
Westerbeek gebruikt het voorbeeld van Nassim om aandacht te vragen voor de onzichtbare kanten van het onderwijs: docenten zijn niet alleen kennisoverdragers, maar vaak gidsen en tussenpersonen in complexe thuissituaties. Praktijkscholen, waar jongeren van 16–18 jaar beroepsgericht worden opgeleid, vangen veel leerlingen op die thuis geen veilige basis of eigen ruimte hebben. Zulke omstandigheden maken leren moeilijker, maar laten ook zien hoe belangrijk persoonlijke begeleiding en snelle signalering zijn om jongeren kansen te geven en hen te helpen stabiliteit te vinden.