Autismespecialist doorbreekt hardnekkige mythe: 'Ontwikkeling is mogelijk: als je eerst hecht en pas daarna leert'

vrijdag, 28 november 2025 (09:25) - J/M voor Ouders

In dit artikel:

Toen haar zoon vijf was kreeg Yvonne Loekemeijer te horen dat autisme “levenslang” was en dat er weinig meer te verwachten viel. Dat oordeel sloot niet aan bij wat zij zag: wél ontwikkeling, maar op een andere manier. Vanuit die ervaring ontwikkelde ze de Loekemeijermethode en schreef ze Handboek Autisme en Gehechtheid en Verbindingsvol Hechten. Haar kernboodschap: ontwikkeling bij autisme is mogelijk wanneer je begint bij hechting en veiligheid, niet bij regels en gedragstechnieken.

Loekemeijer ziet dat veel hulpverlening en scholen het verkeerde perspectief kiezen. Professionals richten zich op zichtbaar gedrag, diagnoses en leeftijdsverwachtingen in plaats van op de emotionele en sociale gehechtheidsontwikkeling van het kind. Volgens haar bevinden veel kinderen met (vermoedens van) autisme zich in een lagere hechtingsfase — vaak fase 3 (eenkennigheid, angst voor vreemden) — terwijl van hen op school zelfstandigheid, emotionele flexibiliteit en groepsdeelname verwacht worden. Dat verschil veroorzaakt stress, verlatingsangst, overprikkeling en soms schooltrauma.

In plaats van standaard gedragstherapie of oefening in sociale situaties pleit Loekemeijer voor Actieve Nabijheid: aanwezig en afgestemd zijn zonder onmiddellijk te willen repareren. “Eerst zien en begrijpen wie je kind is,” zegt ze. Met behulp van het ontwikkelingsonderzoek ADAut wordt bepaald in welke hechtingsfase een kind zich bevindt, zodat ouders weten wat hun kind nú nodig heeft om zich veilig te voelen. Concreet kan dat betekenen samen spelen op ooghoogte, meebewegen naar lastige situaties, het tempo verlagen of woorden geven aan angst — of juist een veilige bubbel bieden. Nabijheid betekent volgens haar niet overbezorgd zijn, maar rust en afstemming creëren.

De methode zet ouders in hun kracht en biedt tegelijk handvatten om scholen, hulpverleners en de omgeving bij het traject te betrekken. Loekemeijer benadrukt dat het systeem buiten het gezin vaak de grootste druk legt: professionals die niet luisteren en verwachtingen die te hoog zijn. Ze erkent ook grenzen: “Niet ieder kind bereikt dezelfde fase,” maar stelt dat ontwikkeling altijd mogelijk is, op elk niveau. Ze heeft voorbeelden van kinderen die na lange stilstand opbloeiden — weer naar school gingen, vriendschappen sloten, zonder stress gingen werken en meer zelfregulatie ontwikkelden.

Kort gezegd: waar veel standaardaanpakken inzetten op structuur en gedragsregels, pleit de Loekemeijermethode voor eerst vasthouden — zacht, afgestemd en liefdevol — en van daaruit stap voor stap beweging laten ontstaan door echte verbinding.